Schrijven

augustus, 2015

 
Nu in Hard Gras 103: de proloog van mijn reportageserie "De Elf Onafhankelijken" over elf Algerijnse voetballers die midden in de Algerijnse Onafhankelijkheidsoorlog (1958-1962) uitgroeiden tot het nationale gezicht van verzet. Een reconstructie van een meeslepend verhaal over idealen en opoffering en een onderzoek naar de politieke potentie van de grootste volkssport ter wereld.

juli, 2015

 
Tijdens mijn research naar Albert Camus voor mijn voorstelling "Zwarte Voeten" ontdekte ik het bijzondere verhaal van een Algerijns verzetselftal midden in de Algerijnse Onafhankelijkheidsoorlog. Een verhaal waarin voetbal en politiek onlosmakelijk verbonden waren en elf voetballers uitgroeiden tot hét gezicht van de strijd voor onafhankelijkheid. In samenwerking met Hard Gras, de Groene Amsterdammer en het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten ga ik nu een jaar lang onderzoek doen naar de geschiedenis van dit elftal. Wie waren deze mannen en waarom deden zij wat zij deden? Wat was hun werkelijke betekenis voor de oorlog? En wat is de rol van het voetbal heden ten dage in de Algerijnse politiek en identiteit? In een reportageserie die te volgen zal zijn in Hard Gras ga ik op zoek naar de waarheid van dit elftal en zal ik laten zien dat voetbal/sport zoveel meer kan zijn dan alleen maar een simpel spelletje.

20 april, 2015

 
Na een jaar lang schrijven, repeteren en spelen van mijn tweede theatersolo "Zwarte Voeten" en "Sportmonologen" eindelijk weer een nieuw verhaal van mijn hand in de Hard Gras van deze maand. (101) Een verhaal over vriendschap.

20 april, 2014

 
Na een jaar lang schrijven, repeteren en spelen van mijn tweede theatersolo Zwarte Voeten en Sportmonologen eindelijk weer een nieuw verhaal van mijn hand in de Hard Gras van deze maand. (101) Een verhaal over vriendschap.

april, 2014

 
Naar aanleiding van mijn verhaal in Hard Gras heeft de gerenommeerde uitgever Ambo Anthos me deze week een boekcontract aangeboden! In het boek zal ik net als in mijn theatervoorstelling "Hand in Hand" terug kijken op mijn jaren als voetballer bij Feyenoord en een kijkje geven aan de achterkant van de voetbalwereld. "Robin en ik" (werktitel!) moet een onverbloemd en persoonlijk coming of age-verhaal worden over toewijding, dromen en de betekenis van mislukking. Vanaf januari 2015 zal ik beginnen met schrijven, maar eerst mijn volgende solo "Zwarte Voeten" uit mijn vingers persen!

april, 2014

 
Het literaire voetbalblad Hard Gras heeft een verhaal van mijn pen gepubliceerd! Het verhaal dat ik in 'Hand in Hand' nooit heb verteld: een nauwkeurig en onverbloemd verslag van mijn val als beloftevolle voetballer en mijn beslissing om als 21-jarige definitief te stoppen.Tot het einde van volgende maand te verkrijgen in de beter boekhandel!

maart, 2014

 
Naar aanleiding van mijn verhalen op deze pagina (het tourjournaal van "Hand in Hand") heb ik sinds februari een eigen feuilleton in het vakblad 'De Theatermaker', waarin met terugwerkende kracht mijn stukken in zes edities zullen worden gepubliceerd! 2)

16 November, 2013

 

Het Verhaal Van Een Belofte Nr. 6: Het Appel-incident

Tiel-uit. Altijd lastig.
Zeker met de priemende argusogen van de schouwburgdirecteur in de zaal.
“Ik ben een groot Feyenoord-fan en dus érg benieuwd naar je voorstelling vanavond.” drukt hij me een kwartier voor aanvang in de kleedkamer nog eens op het hart.
Ik voel vanavond geen enkele druk.

Je eerste zin moet goed zijn.
Is deze goed dan is dat nog geen garantie voor een geweldige voorstelling, maar wel voor een goede aftrap.
Je kunt gaan bouwen aan een mooie avond.
Is deze slecht dan loop je de rest van de avond alleen nog maar achteruit en zit er niet meer in dan te redden wat er te redden valt.

M’n eerste zin is goed vanavond. En de tweede en derde ook.
Ik ben geconcentreerd. Scherp.
Het publiek gaat van de eerste tot en met de laatste zin woord voor woord met me mee.
De argusogen zullen tevreden zijn met wat ze zien.

Eindscène.
De muziek klinkt uit en de black-out valt in.
Hijgend in het donker wacht ik op mijn applaus.
Maar...er gebeurt niks!
Doodse stilte.
Zijn ze zo onder de indruk dat ze er stil van zijn of heb ik net een hele andere voorstelling beleeft dan zij?
Het ging toch goed?
Waarom klappen ze niet?
Klap! Klap!
Voor mijn gevoel sta ik al minutenlang in het pikkedonker.
Samen met mijn technicus die het licht pas aandoet als de eerste handen op elkaar gaan. Wat is dit?
Dan begint er ergens bovenin de zaal iemand aarzelend te klappen.
Klap. Klap. Klap klap klap. Klap klap klap klap klap.
Het is Maarten, m’n technicus.
Hij kon de stilte niet langer meer aanhoren.
Godzijdank!
Aarzelend wordt zijn aarzeling nu door de rest van het publiek overgenomen en verspreidt zich weifelend door de zaal:
Klap. Klap. Klap klap klap. Klap klap klap klap klap.
Ik buig.
Eveneens aarzelend omdat ik bang ben dat anders het misvertsand alleen maar groter wordt.
Ik buig slechts omdat het hoort maar het liefste zou ik nu door de grond willen zakken en verdwijnen.
Wat is hier in godsnaam fout gegaan?
Hebben ze mijn eerste zin niet gehoord?

Ik buig nog een keer en loop af om direct weer terug te komen om nog een keer applaus in ontvangst te nemen.
Niet omdat ik dat wil of het gevoel heb dat er nog een applaus in zit maar omdat het een ongeschreven wet is in het theater.
Zelfs als het publiek er geen reet aanvond mag je als dank voor je moeite over het algemeen minstens één keer terugkomen.
Maar als ik me omdraai en naar de coulissen loop, hoor ik het broze applaus afbrokkelen bij iedere stap die ik zet.
Eenmaal in de coulissen is er niks meer van over.
De doodse stilte is wat rest.
Ademloos luister ik of er nog iets gebeurt.
Maar niks. Het hele publiek blijft zitten.
Moet ik terug?
Terug dat zwarte gat in?
En wat als er niemand begint te klappen en iedereen me woedend aankijkt?
Ik durf niet.
En verdwaasd loop ik zaal uit.

“Okay, wat de FUCK is er net gebeurd Maarten? Het ging toch goed vanavond?”
“Jazeker, maar ze snapten het einde niet. Het was te onduidelijk.”
“ Sorry? Het einde? Je bedoelt de dans?”
“Ja. Dat blijft onduidelijk soms. Mensen denken dat het eindigt met de Wat-Bal. En dat snap ik ook.”
“Ja, okay, dat gesprek hebben we al gevoerd en dat is de keuze die we hebben gemaakt. Ik ga het daar nu niet wéér met je over hebben omdat het publiek in Tiel het niet snapt!”
“Nee, dat hoeft ook niet. Ik zeg alleen wat er gebeurde: ze snapten het einde niet.”
“ Nou dan ga ik nu heel snel de foyer in en het ze uitleggen want dit voelt HEEL raar!”

Als ik vervolgens de foyer inloop sta ik direct oog in oog met mijn publiek.
Het lijkt alsof ze me al op stonden te wachten.
Dit was geen goed idee.
Snel loop ik door naar het tafeltje waar gratis drank op staat en zet m’n mond direct aan het glas.
Dan kan ik niks zeggen.
“ Nou volgens mij had jij beter kunnen blijven voetballen. Of niet?”
Voor me staat een kale man met zijn vormeloze puberzoon.
“ Eh, hoezo?”
Ik vrees voor het antwoord.
“ Nou, hier zal je niet echt rijk van worden denk ik. Of wel?”
“ Hoe bedoelt U?”
De rest van de foyer doet een stap dichterbij.
Dit gaat fout.
“ Nou hoeveel zullen er vanavond in de zaal hebben gezeten? 35? Dat zal niet veel opleveren. Wel dan?”
“ Aha. Maar ik doe dit niet voor het geld. Net als ik dat bij het voetbal ook nooit deed, anders was ik wel doorgegaan.”
De kale man lacht.
“Okay. Gelukkig maar. Ik begon me al een beetje zorgen om je te maken!”
“Maar heeft u wel een beetje genoten vanavond?”
Waarom doe ik mezelf dit aan?
“ Jazeker! Geweldig. Niet dan?”
Hij stoot z’n zoon aan.
“ Toch? Vond jij ook toch?”
Met een enthousiasme dat zichtbaar veel moeite kost knikt het vormeloze hoofd instemmend en mompelt iets.
“Nou gelukkig. Dat is het belangrijkste.”
“Ja ik vond het ook een hele mooie voorstelling. Echt waar. Heftig ook wel.” Roept iemand anders.
“Nou dank u wel.”
“Ja echt heel mooi. Bijzonder ook.”
Weer een ander. En beetje bij beetje warmt de foyer nu langzaam op.
Ze willen me helemaal niet lynchen.

“Nou dank u wel. Dank u wel. En nu we het toch over de voorstelling hebben...”
Heel subtiel, Rory.
“...ik had het idee dat het einde vanavond een beetje raar was. Niet helemaal duidelijk. En nu vroeg ik me af: waren er mensen die het einde misschien niet snapten?”
Zo, het hoge woord is eruit. Ik kan er nu niks meer aan doen.
“Nee hoor. Die dans was toch de verbeelding van je bevrijding? Symbool voor een nieuwe leven?”
“Ehh...Ja...Dat klopt...”
“Nee hoor, dat was me wel duidelijk. Vond ik juist wel mooi.”
“Okay. Was voor iedereen het einde zó duidelijk...?”
De foyer knikt eensgezind.. Zelfs het vormeloze puberhoofd wiebelt ja.
“Okay...Maar toch had ik het gevoel dat er iets heel raars gebeurde bij het applaus.”
“Ja dat klopt.” roept de kale man. “Wij zaten te wachten dat het licht aanging en de appels zouden komen.”
“Sorry?”
“ Ja, de appels. Hier is het een traditie dat de artiest na de voorstelling altijd een doos met appels krijgt.”
“Een doos met appels?”
“ Ja, appels. Tiel? Maar ja, die kwamen niet en toen ging jij van het toneel af en ben je niet meer teruggekomen.”
“ Ja, omdat ik dacht dat jullie niet wilden dat ik terugkwam!”
“ Nee joh. Wij zaten gewoon te wachten op de appels. Het is hier altijd licht aan, applaus, appels en staan. Zo doen we dat hier.”
“ Aha. En nu was het pikkedonker, geen appels en weg artiest!”
“Precies!”
“Nu snap ik het.”

Opgelucht loop ik na een nagesprek van ruim drie kwartier(!) met het complete publiek terug naar boven.
Het lag niet aan mij; het waren de appels.
Ze vonden me goed.
Meer kan je als theatermaker niet wensen.
En de directeur zal zijn appels ook wel hebben gemist.

Als ik de zaal inloop komt de huistechnicus met een enorme koker vol appels naar me toe gerend.
“ Sorry sorry! Dat ging helemaal fout na afloop, maar deze waren nog voor jou.”
“Ja, zoiets had ik al begrepen ja...”

7 November, 2013

 

Het Verhaal Van Een Belofte Nr. 5: Flashdance

Mijn kleedkamer zit opgesloten tussen de volledige cast van Flashdance de musical.
“Kleedkamer twee. Rory de Groot. Nooit van gehoord!”
M’n deur staat open, het licht is aan.
“Grappige naam! Rory. Dat is toch die van de “Gilmore Girls”?”
“Nee, domme doos, het is Rory van Rory Gallagher! De legendarische Ierse bluesgitarist die meer talent in de nagel van zijn kleine teen had dan jij en de hele musicalwereld bij elkaar!”

Als ik even later op zoek ga naar de artiestenfoyer word ik op de gang wantrouwig aangekeken.
“ Zoek je iets?” vraagt een jongen met keurig getrimde wenkbrauwen in een diepe frons.
“ Ja. De artiestenfoyer.”
“De artiestenfoyer?” herhaalt hij ongelovig.
“Ja, de artiestenfoyer.”
“Aan het einde van gang, aan je rechterhand.” mompelt hij.
“Dank je.”
Als ik doorloop voel ik zijn ogen in mijn rug branden.
Ik heb helemaal niks met de musicalwereld.
En zij klaarblijkelijk ook niet met mij.

De rest van de avond kan ik geen kant op.
Overal waar ik buiten de vier muren van mijn kleedkamer loop, loop ik minstens tegen één luidruchtige Flashdancer aan.
Met hoeveel zijn ze wel niet?
Zelfs met de deur op slot kom ik niet van ze af.
De geluidsmonitor van mijn kleedkamer staat ingesteld op de grote zaal en de volumeregelaar is stuk. De complete Flashdance soundtrack wordt me met de soundcheck door de strot geduwd.

Een half uur voor aanvang wordt er op de deur geklopt.
“Ja?”
In de deuropening staat een kleine geblokte neger met een hanenkam en een brede glimlach.
Een knappe mini-Mr.T.
“Hey man, alles goed?”
Het is Gerry Mendes. Een Kaapverdiaanse rapper van de Kruiskade in Rotterdam. Een jongen van de straat die ik ken van een project van een paar jaar geleden.
“Alles rustig, gozer?”
Gozer. Een gers Rotterdams woord dat klinkt als muziek in m’n oren.
Hij geeft me een boks.
“Ja, rustig rustig. En met jou? Dat is lang geleden man. Speel je in Flashdance?”
Het kost me moeite om m’n lachen in te houden.
“Ja man. Daar ben ik via via een beetje ingerold.”
Hoe rol je in godsnaam via via als rapper van de straathoeken van de Kruiskade in de huppelende cast van Flashdance?
“ En jij? Speel je vanavond in de Kleine Zaal?”
“ Ja man. Met m’n solo “Hand in Hand”.”
“Okay. Cool cool. Gaat het goed?”
“Ja. Ik mag niet klagen man. Ik heb een hele mooie tour dit seizoen. En met jou? Hoe gaat het met je muziek?”
“Ja nog steeds bezig man. Maar op een lager pitje. Ik moest me focussen man. Je weet toch. Ik deed te veel en te weinig wat ik moest doen. Begrijp je?”
“Ja toch.”
Denk ik.
“Hey man, ik moet nog even wat dingen klaarzetten op toneel, maar goed om je weer eens te zien man!”
Hoe vaak heb ik het woord “man” al in dit gesprek gebruikt?
Is dat uit onzekerheid of denk ik dat dat hoort bij een gesprek met een rapper?
“ Is cool man. Tuurlijk. Doe je ding. Ik spreek je later man.”
We geven elkaar nog een boks en op de drempel van mijn kleedkamer scheiden onze wegen.

Vlak voordat ik opga loopt er iemand op de gang toonladders te mishandelen.
Ik wordt gek van die gasten!
Als ik m’n deur opendoe zie ik nog net de hanenkam van Gerry de hoek omgaan.
In theater is werkelijk alles mogelijk.

28 Oktober, 2013

 

Het Verhaal Van Een Belofte Nr. 4: Kafka in Almere

Almere. Wat valt er nog over deze uit de klei getrokken stad te zeggen dat niet klinkt als de zoveelste voorspelbare grap van een ongeïnspireerde cabaretier of columnist?
Almere is fascinerend op z’n best.
Neem bijvoorbeeld de stadsschouwburg.
Een onneembare vesting aan het water. Een cultureel luchtkasteel geconcretiseerd met koud beton bestaande uit drie verdiepingen, een ontvangsthal die op ieder willekeurig vliegveld in Zuid-Amerika niet zou misstaan en kilometers gangen met ontelbare deuren.
Ik ben nog niet binnen en ik voel me al verdwaald.
Voordat het te laat is loop ik snel ik door naar de eerste de beste medewerker om te vragen waar de “kleine zaal” is.
“ Die is daar.” wijst ze naar een hoek van de foyer.
“ Achter die glazen wand daar. Maar helaas kunt u daar niet naar binnen. Dat moet u via de artiesteningang doen.”
“Okay. En waar is die dan?”
“ Dan moet u terug naar buiten en links om het gebouw heen en daar aan uw rechterhand, bij een grote grijze deur, moet u dan even aanbellen.”
“ Dank u wel. Dan loop ik daar even heen.”

“Even” wordt vervolgens een Kafkaiaanse onderneming waarin ik ruim twintig minuten door de kelder van het theater (zonder ontvangst!) ronddool om uiteindelijk door een andere medewerker ergens in een gang bij de zoveelste dichte deur te worden onderschept om vervolgens met een lift weer twee verdiepingen terug te worden gebracht naar het punt waar ik ondertussen ruim een half uur (!) geleden was begonnen: de baliemedewerkster die zei dat ik buitenom via de artiesteningang moest!
”Zo meneer de Groot, en dan gaat u daar bij die deur daar in de hoek naar binnen en dan zit de Kleine Zaal aan uw rechterhand. Veel succes!”
Met een schaamblosje op haar kaken staart de baliemedewerkster in opperste concentratie naar haar computerscherm.
Ik ben hier vandaag niet de enige die toneel speelt.

Na kennis te hebben gemaakt met de technici krijgt ik een pasje in mijn handen geduwd.
“Anders kan je nergens heen in dit gebouw.”
Wil ik dat dan nog na deze dwaaltocht?
Als ik vervolgens de kleedkamer binnenstap blijkt dat ik geen andere keus heb: m’n overhemd is één grote kreuk en er is geen strijkijzer aanwezig.
Ik moet wel weer het gebouw door.
“Waar kan ik hier ergens mijn overhemd strijken?”
“Strijken? Dan moet je weer naar de andere kant van het gebouw. Naar de artiestenfoyer. Daar hangen, als het goed is, een paar strijkplanken aan de muur.”
En daar ga ik weer.
Een dik kwartier heen en een dik kwartier terug. Vier verkeerde deuren en een lift die niet werkt. Ook niet met een pasje.
Als ik na het eten om een kop koffie vraag, schudt de technicus verontschuldigend zijn hoofd: “Sorry, maar daar moet je ook weer beneden voor zijn. In de...”
“...in de artiestenfoyer. Ik begrijp het.”
Lieg ik lachend terug.
En daar ga ik weer: een half uur onderweg om twee verdiepingen lager één kop koffie te halen.
Dit zou zelfs Kafka niet geloven.

Dit theater is te groot. Véél te groot voor het theaterpubliek van Almere.
Dat is er namelijk niet. Of nauwelijks.
En dit is niet mijn frustratie over de elf man die ik later op de avond in mijn zaal heb die spreekt, nee, dit zijn de kille cijfers van een gericht onderzoek in opdracht van de schouwburg zelf.
Almere is een demografische ramp: meer dan zestig procent bestaat uit jonge gezinnen.
Alleen het jeugdtheater heeft hier kans van slagen. Voor de rest van de programmering is simpelweg geen tijd en geld.

Een pijnlijke constatering, want afgezien van het architectonische labyrinth die de drie zalen met elkaar verbindt is het een heel mooi theater waar alles mogelijk is.
‘Hey Rory!”
De interim-directeur komt lachend de zaal binnengelopen. Hij is een bekende van me uit mijn tijd bij het Noord Nederlands Toneel in Groningen. Een aardige en zeer bekwame man met ambitie en een groot zakelijk inzicht. Hij heeft er voor gezorgd dat ik hier vanavond mag spelen. En ondanks de slechts elf verkochte kaarten, ben ik hem daarvoor toch dankbaar.
Een kans is een kans en spelen is spelen.
Bovendien: hij kan er toch niks aan doen dat de mensen niet komen?

Toch verontschuldigt hij zich meteen als we elkaar de handen schudden. Twee keer.
Hij verontschuldigt zich bijna voor Almere.
Hij zegt het niet, maar ik hoor het wel.

Later op de avond zit hij zelf ook in de zaal.
Na afloop staat hij mij met een brede glimlach op te wachten.
“ Geweldige voorstelling! Heel bijzonder. Wat wil je drinken?”
Omdat de rest van het publiek al naar huis is ( “ Ik moest van iedereen tegen je zeggen dat ze ontzettend hebben genoten en je bewonderen om je overgave!”) neemt hij me mee naar de inmiddels beruchte ondergrondse artiestenfoyer.
Hij haalt drank en zorgt voor nootjes.
De interim-directeur van de schouwburg.
Hij verontschuldigt zich nog een keer voor de lage opkomst en overlaadt me met nog meer complimenten.
Ik weet niet wat ik moet zeggen.
“ Volgend jaar boeken we je natuurlijk gewoon weer. Als jij tenminste nog wilt, natuurlijk.”
“ Natuurlijk wil ik dat. Zonder enige twijfel.”
Een kans is een kans en spelen is spelen. En ondanks dat ik vandaag meerdere keren ben verdwaald, heb ik me zelden ergens zo welkom gevoeld in een theater.
Nooit gedacht dat ik dit ooit zwart op wit zou zeggen, maar ik heb een geweldige avond in Almere gehad.

27 Oktober, 2013

 

Het Verhaal Van Een Belofte Nr. 3: De Kunst Van Het Bedriegen

Vandaag ben ik een “nieuwe lente aanbieding”.
En een “sirene-sale”.
Een dubbele actie voor mijn voorstelling.
En met wat voor een resultaat: ruim vijftig man in Heerhugowaard!
Heel goed.
Ook in een zaal waar er zeshonderd man in totaal in kunnen.
Zeker met de uitvinding van theatergordijnen waarmee nu driekwart van de zaal is afgedekt zodat de vijftig man van vanavond geen moment lullig zal voelen. Schijn bedriegt.
“En theater is de kunst van het bedriegen” zei onze artistiek leider, Ruut Weissman, op de Toneel-en Kleinkunstacademie altijd.
Dat was zelfs de titel van zijn boek dat iedere eerstejaars tijdens de introductiedagen in z’n handen gedrukt kreeg.

Op weg naar de kleedkamer loop ik in de coulissen bijna tegen bungelende fiets op. “Sorry, problemen met m’n trappenkast. Bijna klaar hoor.” bromt één van de huistechnici.
Vlak voordat ik opga bungelt de fiets nog steeds aan de trekkenwand.
" Je komt aan de andere kant op toch? Ja? Okay, dan laat ik 'm nog effe hangen als je het niet erg vindt. Ben nu echt bijna klaar."
Dàt is theater.
Terwijl er in de coulissen een kapotte fiets wordt gerepareerd, sterft er op het toneel een Deense koning.
Of zoals in mijn geval een voetbalbelofte.
En het publiek kijkt toe en reageert alleen op wat het ziet.
"To be or not to be" is een kwestie van de juiste belichting.
Dat heeft helemaal niks met bedrog te maken, maar alles met techniek.

19 Oktober, 2013

 

Het Verhaal Van Een Belofte Nr. 2: 24 Uur- Cultuur

Rotterdam. Mijn geboortestad. De stad waar ik de eerste éénentwintig jaar van mijn leven dagelijks heb doorgebracht.
Mijn thuis waar ik leerde lopen, fietsen en zwemmen en voor het eerste op mezelf ging wonen. Waar kan ik beter beginnen om als theatermaker op mijn eigen benen te leren staan?

Vandaag is mijn eerste voorstelling in wijktheater ’t Oude Klooster in Rotterdam-Noord.
Ik ken deze kant van de stad niet.
Ik kom van Zuid en had dus niks te zoeken in Noord. Dat was de verkeerde kant van de Maas.
Vandaag blijkt het een ontdekking. Het is veel mooier dan Zuid. Sfeervoller.
In de korte wandeling van het station naar het theatertje begrijp ik ineens waarom wij ‘op Zuid’ altijd ‘de boeren’ werden genoemd. Noord is zoveel meer stad dan Zuid ooit zal zijn.
Het is levendig op straat. Overal mensen uit alle lagen van de bevolking en elk denkbare afkomst: hipsters en studenten, moslima’s en traditioneel geklede Afrikanen.
Met boodschappentassen in de hand of een biertje op het terras.
Ik heb zin om te spelen.

Theater ’t Oude Klooster is wat het is: een oud klooster omgebouwd tot een klein multifunctioneel wijkcentrum met een ieniemienie theaterzaaltje op zolder.
Het gebouw is prachtig. Onpraktisch met vijf trappen en enkel enkele deuren, maar gelukkig is ons décor volledig demontabel.
Ik maak kennis met de huistechnicus. Een ‘dude’ van in de vijftig met een heerlijk plat Rotterdams accent en eeuwig goed humeur. Zolang hij z’n biertjes kan blijven drinken in werktijd en niemand aan zijn rookpauzes komt, is het leven goed.
En hij ook.
Je zou het niet zeggen als je hem een ladder in ziet klimmen, maar hij weet wat hij doet.
Schijn bedriegt. Dat zou ik moeten weten als theatermaker.

De kleedkamer functioneert in het dagelijkse leven als opslagruimte.
Er staan tafels en stoelen opgestapeld en op de grond liggen meerdere rollen balletvloer.
Wel is er een theaterspiegel waarvan alle lampjes het ook daadwerkelijk doen.
Dit hoort erbij op plekken als dezen. Ik ben allang blij dat ik me niet om hoef te kleden in de keuken van de foyer.

“Hoe is de kaartverkoop voor vanavond?”
“ Uhhh...Niet echt best helaas.”
“ En wat is ‘niet echt best’? Man of twintig?”
“ Zo ongeveer ja. Op dit moment zijn er vijftien reserveringen.”
“Okay.”
“Maar of ze die ook allemaal af komen halen durf ik niet te zeggen.”
“Nee dat snap ik. Maar waarschijnlijk wel.”
“Ja daar ga ik wel van uit ja. Maar zeker weten doe ik het niet.”
‘Nee uiteraard. En hebben jullie over het algemeen ook nog een beetje aanloop op de avond zelf?”
“ Soms ja. Ligt er een beetje aan wat we hebben. Maar voor vanavond verwacht ik het niet echt.”
“O. En waarom niet?”
“Het is vanavond ’24 uur-cultuur’ in Rotterdam.”
“Sorry?”
“24 uur-cultuur. Dat is zeg maar de Rotterdamse Uitmarkt. Dus door de hele stad zijn er vanavond overal optredens en feesten.”
“ Aha...Kleine kans dus dat de mensen deze kant op zullen komen?”
“Ja, waarschijnlijk wel ja.”
“Okay...”
“Ja sorry. Heel vervelend, maar dat wist ik ook pas toen de voorstelling al was geprogrammeerd.”
“ Ja nee. Natuurlijk. Niks aan te doen.”
“Nee niet echt nee.”
“ Nou ja.”
“Ja. Het is achteraf eigenlijk heel jammer dat we de voorstelling vorig seizoen verzet hebben naar vandaag.”
“ Ja, misschien wel ja. Maar ja, dat konden we toen ook niet weten toch? En daarbij kon het toen ook niet echt anders.”
“ Nee dat is ook zo. Maar jammer is het wel.”
“ Ja. Nee. Zeker. Maar ja, niks aan te doen. Toch?”
“ Nee. Inderdaad.”
(stilte)
“ Nou ja, we maken er vanavond ook gewoon een hele leuke avond van! Volle zaal of niet!”
“ Mooi. Goed om te horen.”
“Natuurlijk. Wij hebben er in ieder geval zin in!”
“Goed zo.”
“Ja. En wie weet valt het vanavond toch nog mee. Staat er vanavond ineens een rij voor de deur! Je weet het niet.”
“ Nou...Dat denk ik niet.”
“ Nee, dat denk ik ook niet. Maar bij wijze..”
“ Nee ik vrees echt het ergste hoor. Met een beetje geluk komen er nog één of twee buurtbewoners toevallig langs, maar dat zal het dan ook wel zijn.”
“ Ja nee natuurlijk. Het was ook meer een...”
“ Er is vanavond echt overal wat te beleven joh. Dj’s, bandjes, voorstellingen...Ik zou zelf ook niet hier gaan zitten als ik niet had moeten werken.”
“ Nee. Maar ik bedoelde het ook niet...”
“En ik heb voor vanavond dan wel nog een tango-avond en een openlucht bioscoop weten te regelen, maar eerlijk gezegd verwacht ik daar ook niet heel veel van hoor. Wel iets meer dan van jouw voorstelling, omdat theater toch moeilijker verkoopt dan film bijvoorbeeld. En bovendien kent niemand jou ook. Maar dan nog.
“ Nee. Nou ja, het is niet anders.”
“ Nee. Inderdaad.(stilte) Alles verder trouwens naar wens?”

Uiteindelijk spelen we die avond voor twintig man. Waarvan vijf medewerkers.
Ik ben doorweekt.
De reacties na afloop zijn lovend.
“ Geweldige voorstelling! Heel indrukwekkend, Echt doodzonde dat er dan maar zo weinig mensen in de zaal zitten vanavond. Is dat niet heel moeilijk voor jou?”
“ Ja ach, kijk, natuurlijk speel ik het liefst voor een volle zaal maar ja, die was er nu eenmaal niet en dan wil ik gewoon zo goed mogelijk spelen voor de mensen die er wel zijn. En of dat er dan vijfenveertig of vijftien zijn, maakt me eigenlijk niets uit.”
“ Knap hoor. Moedig ook. Om zo in eentje met zo’n verhaal dat podium op te stappen. Doe je dit nou vaker?”
“Wat? Voorstellingen spelen?”
“Ja.”
“ Ja. Dit is wat ik doe.”
“ Okay. En waar verdien je dan je geld mee...?”

Samen met twee gedwongen vrijwilligers breken we de boel snel weer op om plaats te maken voor de tango-avond. Met z’n vieren sjouwen we het complete décor, vijf kisten techniek en acht ledparren de vijf verdiepingen weer naar beneden de aanhanger in.
De ‘dude’ heeft even een rookpauze en beneden wordt de film al ingestart.
De film heeft inderdaad beter verkocht.
Voordat we de auto instappen lopen we nog even naar binnen om afscheid te nemen en de directeur te bedanken voor de goede zorgen en een leuke avond.

“ Ja? Was het wel een beetje te doen met zo weinig mensen?”
“ Jazeker. Geen probleem. Was leuk.”
“Echt? Nou, gelukkig maar. Ik heb in ieder geval ook erg genoten dus wie weet tot de volgende keer. Hopelijk zullen er dan meer mensen zitten!”

Ja. Wie weet.

9 Oktober, 2013

 

Het Verhaal Van Een Belofte Nr. 1

Zevendertig voorstellingen. Een reprise van bijna twee keer zoveel speelbeurten als vorig seizoen.
Met bovendien een flinke upgrade in speelplekken: schouwburgen en gerenommeerde theaters ipv wijktheaters en zalencentrum 't Klavertje in Tietjerksteradeel.
Ik ben trots op wat we hebben bereikt.
We: Ria Marks, mijn regisseuse, Maarten Jansen, mijn technicus, co-producent Productiehuis Rotterdam en ik.
Met een tweedehands aanhangwagen en een impresariaat met blind vertrouwen hebben we een plek weten te veroveren in de eredivisie van het Nederlandse theater.
Als Onbekende Nederlander en ‘jong talent’ ben ik straks half december ongeveer 60 keer(!) te zien geweest.
Van Groningen tot Renesse en van Roermond tot Heerhugowaard.

Apetrots. Zo stapte ik die maandag het kantoor binnen van mijn agent.
Het begin van het seizoen stond voor de deur en we moesten ons klaarmaken voor de aftrap.
Twee uur later stapte ik gedesillusioneerd de deur weer uit: de voorverkoopstanden waren abominabel. Niet slecht of zorgwekkend, maar bedroevend. Op één plek waren zelfs nog maar twee (!) reserveringen...
M’n eerste stap richting een doorbraak als theatermaker was vorig seizoen dan misschien gezet, maar de tweede stap bleek nu een sprong in het diepe waarbij ik vreesde voor de bodem.

Zo werd een toost op een nieuw en mooi seizoen een spoedvergadering over PR en promotie.
Wat kunnen we hier aan doen? Wie kunnen ons helpen? Zijn we nog te helpen?
We stellen een actielijst op.
Wie kan ik bellen of mailen om de marketingmotor aan de praat te krijgen?
Ik bel mijn contact bij de KNVB. Tevergeefs, want hij is sinds maart daar al niet meer werkzaam en is nu directeur van de Atletiekunie.
Misschien de VVCS een keer proberen? De voetballersvakbond waar ik als voetballer jaren lid van was en waar ik nog jaren nadat ik gestopt was elke maand €4,50 aan lidmaatschapkosten betaalde? In zekere zin zou je dus kunnen zeggen dat ik nog iets van ze tegoed heb. Helaas. Ze zouden wel heel graag willen, zeggen ze, maar ze hebben geen flauw idee hoe. Nee, ik eerlijk gezegd ook niet.
Misschien mijn contactpersoon bij Stichting Meer dan Voetbal dan? Dit is per slot van rekening veel meer dan alleen voetbal en hij was heel enthousiast over de voorstelling vorig seizoen.
" Hij zal zijn lijntjes uitzetten.", zegt hij.
Heel fijn. Helemaal als ik hoor dat één van die lijntjes regelrecht naar zijn goede vriend Humberto Tan loopt. Een BN-er met een talkshow op televisie. Beter kan niet.

Welke BN-ers ken ik eigenlijk nog meer? Howard Komproe! Nou ja, semi-BN-er dan. In ieder geval bekend genoeg om een keer in de zaal te hebben, zodat hij over de voorstelling kan twitteren.
Dan bel ik ook gelijk Jan Jaap van der Wal, Viggo Waas en Erik Dijkstra, alias 'de Jakhals'. Dat zijn échte BN-ers.
Zeker Erik Dijkstra zou een goede zijn. Een halve minuut in DWDD, op wat voor een manier dan ook, kan een doorbraak betekenen in het theater. Of op z'n minst een tiental uitverkochte zalen deze toernee.
En als ik dan toch bezig ben, bel ik ook Frank Evenblij maar gelijk.
En de hele redactie van het programma "Bureau Sport" waar ik deze zomer aan mee heb gewerkt.
Contacten binnen de televisiewereld zijn noodzakelijk voor een mooie carrière in het theater.(zie Johan Fretz)

Ken ik verder nog bekende Nederlanders? Bekende voetballers waarmee ik heb gespeeld bijvoorbeeld? Zoals m'n beste vriend, Jason Oost, misschien?
Nee, die is niet bekend genoeg.
Robin van Persie? Nee, die komt natuurlijk nooit.
Maar misschien z'n vader Bob wel? Die heeft de try-out vorig jaar gezien.
"Erg leuk en zelfs aangrijpend.", noemde hij de voorstelling na afloop in een mail. Ga ik deze week eens achteraan.

Wie ken ik nog meer?
Eigenlijk ken ik geen andere voetballers meer. Uit het oog, uit het hart.
BCA!
Natuurlijk. Dáár zit mijn gat in de markt.
"Bedrijfscultuurabonnement".
Een goed initiatief van onze "ome Joop" dat als doel heeft ‘de werkende Nederlander te stimuleren om middels mooie BCA kortingen (meer) gebruik te maken van kunst, cultuur en entertainment en zo bij te dragen aan de ontwikkeling, ontspanning en creativiteit van mensen’.
Momenteel hebben ze ongeveer 330 bedrijven en organisaties, à 270.000 (!) werkende Nederlanders in totaal, als abonnees aan hun gebonden en via via heb ik onlangs met mijn voorstelling een plaatsje weten te bemachtigen in hun brochure.
Dààr zit mijn publiek: cultuurliefhebbers met geld.
Al weet ik maar 1% van deze mensen te bereiken deze toernee, dan heb ik sowieso gemiddeld 79 mensen in elke zaal...

Wat zou ik nog meer kunnen doen?
"Een soort logboek bijhouden." zegt mijn agent.
"Een kijkje in het leven van een jonge, onbekende theatermaker die z’n weg probeert te vinden in het platgeslagen theaterlandschap dat Halbe Zijlsta met zijn sloophamer twee jaar geleden heeft achtergelaten".
Dat zeg ik.
" Hmmm. Misschien geen slecht idee. Ik weet niet wat het oplevert, maar het is geen slecht idee."
Wel, dit was de proloog.

9 oktober, 2013

 
Vanaf deze week zal ik beginnen met mijn 'tour journaal': een kijkje in de coulissen van een theatervoorstelling. Een onverbloemd verslag van een jonge theatermaker die zijn weg probeert te vinden in het platgeslagen theaterlandschap van Nederland en zijn strijd om daarbinnen definitef zijn plek te vinden. Een verslag van zijn twijfels en onzekerheden. Zijn worstelingen. Zijn geluksmomenten en succes. Zijn toewijding. Lees vanaf vandaag op deze plek: Het verhaal van een Belofte...